Deze spreuk, die sinds mijn kindertijd in mijn geheugen gegrift staat, roept associaties op met moeite, met worsteling. Alles zit tegen, maar als ik ‘het’ maar genoeg wil, breek ik ijzer met handen. Ondanks alle obstakels en hindernissen bereik ik mijn doel. Luctor et emergo! (Ja, Zeeuwse moeder.) Ik worstel en kom boven!
Dat moge zo zijn, maar dit beeld roept ook het gevoel op dat ik na die bijna bovenmenselijke inspanning uitgeput zal zijn, en er dus misschien beter maar niet aan begin. Eigenlijk is een dergelijk doel -dat wat ik zo per se wil- bij voorbaat gedoemd te falen. Dat is precies wat een artikel beweert dat ik net las.
Die wil die je nodig hebt om te zegevieren, zegt de Amerikaanse zelf-hulp-blogger Benjamin Hardy, is juist een teken dat je het niet echt wilt. Als je zoveel moeite moet doen, heb je voor jezelf nog niet duidelijk wat je precies wilt. De twijfel tussen bijvoorbeeld het koekje (korte-termijn-voldoening, maar lange-termijn-teleurstelling) of gezond en slank zijn (lange-termijn-voldoening, maar korte-termijn-inspanning) maakt dat je het gevoel krijgt dat je geweld moet gebruiken om een doorbraak te forceren. Wanneer je iets echt wilt daarentegen, ontstaan de omstandigheden die het mogelijk maken vanzelf; dan gaat die legendarische ‘knop’ om en gebeurt het praktisch moeiteloos, zegt ook de invloedrijke 19e eeuwse Ralph Waldo Emerson.
Het gebeurt in mijn praktijk dat ongemakken zoals pijn, die bij veel mensen na een of meerdere sessies verdwijnen, bij anderen almaar niet overgaan, van welke hoek we het probleem ook benaderen. Dat, terwijl mensen toch echt heel graag willen dat het weggaat. Het artikel van Hardy zet me aan het denken: zouden deze mensen op onderbewust niveau misschien twijfelen? Zou dat ongemak dat ze maar niet los kunnen laten wellicht ook voordelen met zich meebrengen? Misschien is het wel geen probleem, maar juist een oplossing. Wat denkt u, beste lezer?